Rechtbank Rotterdam wijst verzoek tot opheffen beslagen gedeeltelijk toe

#WHOA! We noteren uitspraak nummer 65. Een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 30 november jl. die op maandag 13 december jl. is gepubliceerd. De rechtbank had te oordelen over het verzoek van de schuldenaar om een viertal conservatoire derdenbeslagen op te heffen. Van belang is dat de rechter al eerder in deze akkoordprocedure bij beschikking van 9 november jl. op verzoek van de schuldenaar een #afkoelingsperiode van twee maanden heeft afgekondigd. Ten tijde van de behandeling van dit laatste verzoek heeft een schuldeiser conservatoir derdenbeslag onder vier debiteuren – een bank en de drie grote opdrachtgevers – van de schuldenaar gelegd.

De rechtbank zet bij haar beoordeling het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag onder de bank af tegen het belang van de schuldenaar bij opheffing van het beslag en de noodzaak daarvan om de onderneming voort te kunnen zetten. Aangezien de schuldenaar ter zitting heeft aangegeven dat zij ondanks het beslag onder de bank krediet (zij het verlaagd met het beslagen bedrag) ten behoeve van de lopende verplichtingen beschikbaar zal komen, heeft de schuldenaar niet voldoende aannemelijk gemaakt dat opheffing van het beslag onder de bank noodzakelijk is. Daar komt bij dat aan de schuldenaar gelieerde entiteiten hebben aangegeven zo nodig ten behoeve van het WHOA-traject bij te springen. Het verzoek om het beslag onder de bank op te heffen wordt daarom afgewezen.

Het verzoek om de beslagen onder de drie grote opdrachtgevers op te heffen wordt wel toegewezen. Deze beslagen hebben slechts enkele honderden euro’s getroffen, terwijl de schuldenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij belang heeft bij voortzetting van een goede relatie met deze drie opdrachtgevers.

Tot slot gaat de rechtbank nog in op het verzoek om deze uitspraak niet te publiceren. De rechtbank gaat niet mee met dat verzoek: “De rechtbank acht het belang dat is gediend bij publicatie, in het bijzonder het bijdragen aan rechtsvorming, in gevallen als deze waarbij de wettelijke mogelijkheden nieuw zijn en de rechtbanken in eerste en enige aanleg beslissen, zeer groot. Nu de gepubliceerde uitspraak zal worden geanonimiseerd, waardoor zoveel mogelijk wordt voorkomen dat de eventuele verdere akkoordprocedure herleidbaar is tot verzoekster, weegt het belang van publicatie zwaarder dan het belang van verzoeker bij het achterwege laten daarvan.”

Link naar uitspraak 65: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2021:12146

Auteur
Ruud Brunninkhuis


Laat een antwoord achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *